Dat blijkt uit het onderzoek Connected, dat werd
uitgevoerd door de jeugddienst voor informatie en preventie In Petto. Meer dan
1.700 jongeren, voornamelijk tussen 15 en 18 jaar oud, namen deel.
Diverse factoren hebben invloed op het wantrouwen jegens de medemens. Zo zijn meisjes iets negatiever ingesteld dan jongens: 55 tegen 44 procent. Ook het studieniveau speelt een grote rol. 73 procent van de leerlingen van het buitengewoon secundair onderwijs vertrouwt anderen niet. ASO-leerlingen hebben dan weer het meeste geloof in de mensen rondom hen: ‘slechts’ 41 procent oordeelt negatief.
In een klassiek gezin hebben jongeren minder angst (48 procent) dan in een nieuw samengesteld gezin (55 procent). Kinderen in een eenoudergezin komen er het bekaaidst af. Liefst 60 procent wantrouwt anderen.
Diverse factoren hebben invloed op het wantrouwen jegens de medemens. Zo zijn meisjes iets negatiever ingesteld dan jongens: 55 tegen 44 procent. Ook het studieniveau speelt een grote rol. 73 procent van de leerlingen van het buitengewoon secundair onderwijs vertrouwt anderen niet. ASO-leerlingen hebben dan weer het meeste geloof in de mensen rondom hen: ‘slechts’ 41 procent oordeelt negatief.
In een klassiek gezin hebben jongeren minder angst (48 procent) dan in een nieuw samengesteld gezin (55 procent). Kinderen in een eenoudergezin komen er het bekaaidst af. Liefst 60 procent wantrouwt anderen.
Uit het onderzoek kunnen we afleiden dat Belgische jongeren
een wantrouwig mensbeeld hebben. Ze hebben moeite om anderen te vertrouwen.
Jongeren die het moeilijker hebben in hun gezin of op school hebben het moeilijker om mensen te vertrouwen. Dit mensbeeld wordt
bepaald door de emotionele en sociale toestand waar deze jongeren zich in
bevinden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten